Imperia was een Belgisch bedrijf dat auto’s produceerde van 1906 tot 1948. De vroege auto’s werden ontworpen door de Duitser Paul Henze en werden aangedreven door een viercilindermotor met verschillende cilinderinhoud, variërend van 3 liter tot bijna 10 liter. Een jaar na de oprichting verhuisde het bedrijf naar Nessonvaux, Trooz en in 1910 fuseerden ze met Spinguel. Imperia was misschien niet zo beroemd als een ander Belgisch merk genaamd Minerva, maar ze vormden wel een reputatie vanwege hun innovatieve techniek en baanbrekende ontwerpen. Enkele van de innovaties zijn onder meer baanbrekende vierwielremmen in hun land, motoren met kopkleppen en motoren met een grote capaciteit. Rond 1916 begon de fabriek in Nessonvaux, de oude Pieper-fabriek, met de productie van Imperia-Abadals. In de vroege jaren 1920 bouwden ze drie bovenliggende nokkenas 5,6-liter rechte achten die snel werden vervangen door een 3-liter viercilinder bovenliggende nokkenas met 32 kleppen. Vervolgens kwam een 1100cc viercilinder, ontworpen door Couchard. Louis de Monge werd in 1925 aangenomen als hoofdonderzoeksingenieur van het bedrijf en zou later in 1937 vertrekken om zich bij Bugatti te voegen. Bij Imperia werkte hij onder meer met automatische transmissie en torsiestaafvering. In 1928 legde het bedrijf een testbaan aan die meer dan 1 km lang was bovenop de fabrieksgebouwen. Ze waren niet het eerste bedrijf met deze ongebruikelijke opzet, aangezien de Lingotto-fabriek van Fiat in 1923 een dakbaan opende, gevolgd door Palacio Chrysler in Buenos Aires in 1928. In 1927 nam Imperia een andere Belgische autofabrikant over, Metallurgique genaamd, gevolgd door Excelsior in 1929 en Nagant in 1931. Van 1934 tot aan hun ondergang bouwde Imperia voornamelijk voorwielaangedreven Adlers met Belgisch koetswerk. Imperia had de voorwielaangedreven Adler in licentie gegeven voor België en in Frankrijk door Rosengart. In 1934 fuseerde Imperia met Minerva. Deze unie duurde slechts een paar jaar en ze splitsten zich in 1939.