Société Gillet-Forest was een Franse fabrikant van auto’s en bedrijfsvoertuigen.
Het bedrijf werd in 1889 opgericht in Saint-Cloud. In 1900 begon de bouw van auto’s, later ook van vrachtwagens en bussen. Aanvankelijk werd stoom gebruikt, vanaf 1902 werden verbrandingsmotoren gebruikt.
De productie eindigde in 1907.
De door stoom aangedreven modellen hadden een halfronde kap aan de voorkant, eindigend in een impliciete “schepneus”. Daaronder zat de condensor. Gillet-Forest gebruikte een waterbesparend systeem waarbij het koelwater in een spiraalvormige buis rond de stoomketel werd gecirculeerd, de pijp, gedeeltelijk zichtbaar vanaf de voorkant, leek op de waterkoeler van een voertuig met verbrandingsmotor. Het in de condensor teruggewonnen water werd in de cilinderkop van de stoommachine geleid, overtollig water kwam in een watertank in het achterschip terecht. Er werden zowel personenauto’s als vrachtwagens met stoommachines vervaardigd.
Er volgden modellen met eencilinder en tweecilinder verbrandingsmotoren, die volgens een bron hun vermogen aanvankelijk met aandrijfkettingen op de achteras overbrachten. Volgens deze informatie waren er versies met 6/7 pk, 9/10 pk en 12 pk beschikbaar, pas in 1904 werd overgeschakeld op cardanaandrijving. Volgens andere informatie hadden de personenauto’s vanaf het begin een cardanas.
In 1904 verving of vulde een groter model met vier cilinders met kettingaandrijving de voorgaande modellen aan. De gebruikte motoren werden vervaardigd onder licentie van Metallurgique. Eén motor had een cilinderinhoud van 6546 cc met een boring van 122 mm en een slag van 140 mm. Die leverde 32 pk bij 1300 tpm. Tot 1905 werd een verdampingskoeler gebruikt en pas in 1905 werd een normaal koelsysteem gebruikt.
Af en toe neemt een voertuig van dit merk deel aan de London to Brighton Veteran Car Run.
In 1902 werden zes verschillende bedrijfswagenmodellen met 6/7 CV, 9/10 CV en 12 CV vermogen en laadvermogens tussen 300 kg en 3 t vermeld. In 1905 werd een 12 pk geïntroduceerd, de eencilindermotor met een cilinderinhoud van 4,6 liter (145 mm boring en 170 mm slag) was waarschijnlijk een van de grootste in zijn soort in een straatauto. Het voertuig had cardanaandrijving. In 1906 dreef deze motor zelfs een vrachtwagen aan met een laadvermogen van 2 ton. De viercilinder met 108 mm boring en 140 mm slag (cilinderinhoud 8407 cm³) bleef in het programma tot 1905 of 1906.
De productie van bedrijfsvoertuigen is mogelijk beëindigd vóór de productie van personenauto’s.