Fadag (Duitsland)(1921-1925)

Fadag Logo

Fahrzeugfabrik Düsseldorf AG (Fadag) was een Duits voertuigconstructiebedrijf gevestigd in Düsseldorf. Het bedrijf werd op 18 juli 1918 opgericht als naamloze vennootschap met een kapitaal van 300.000 mark. Uiterlijk tussen 1921 en 1925 produceerde het personenauto’s onder het merk Fadag. In 1925 verdween het voertuigmerk Fadag van de markt en uiterlijk in 1932 bestond de naamloze vennootschap niet meer.

Het merk wordt gemakkelijk verward met het merk Fafag van de autofabriek in Darmstadt.

Productie en administratie werden rond 1921 ondergebracht op het terrein aan de Kavalleriestraße 22 (en Reichsstraße 12) dat voorheen werd gebruikt door de moutfabriek W. Ruthemeyer & Sons. Deze locatie ten westen van het Estates House werd meer als een luxe woonwijk beschouwd en de moutfabriek had de locatie blijkbaar opgegeven onder druk van particuliere bewoners. De gebouwen van de moutfabriek werden voor Fadag herbouwd door de Düsseldorfse architect Otto Frings. Daarnaast had het bedrijf uiterlijk in 1925 nog twee andere locaties in Düsseldorf, die geen van beide groter of gunstiger gelegen waren. In 1925 was het de bedoeling om te verhuizen naar een ogenschijnlijk nieuw verworven pand van 9.200 m² op een niet nader genoemde locatie.

In de periode rond 1922/1925 leidde Hermann Kocks het bedrijf als enig bestuurder. Rond 1916 dreef Kocks onder zijn eigen naam een ​​”autofabriek” in Düsseldorf-Heerdt, die ook door zijn echtgenote Emmy Kocks, geboren Roßbach, werd geleid. Tegelijkertijd onderhield hij ook onder zijn eigen naam een ​​verkooporganisatie voor motorvoertuigen vanuit de autofabriek in Eisenach voor Rijnland en Westfalen.

Parallel aan de Fadag- vennootschap als producent was er ook een Fadag-autoverkoopbedrijf in de rechtsvorm van een GmbH als verkooporganisatie, waarvan Hermann Kocks de leiding in 1922 overdroeg aan zijn zwager Walter Roßbach.

In 1925 bestond de raad van commissarissen van de naamloze vennootschap uit de Mülheimse ondernemer Ernst Coupienne (1870–1945) en de Düsseldorfse bankier Max Sichel.

Vanaf 1921 werden twee typen auto’s aangeboden, een 6/16 PS en een 12/32 PS. Een advertentie uit dezelfde periode vermeldt een Type 101 (zonder technische gegevens). Later werd de kleinste van de twee auto’s vervangen door een 2,1 liter viercilindermodel aangedreven door een Basse & Selve-motor .

In 1922 verscheen het zescilindermodel van 10/50 PS met een cilinderinhoud van 2,6 l. De motor kwam van Siemens & Halske, de versnellingsbak met vier versnellingen van de tandwielfabriek Friedrichshafen en de constructie van de firma Georg Bergmann in Berlijn.

In 1923 nam minstens één voertuig deel aan de race voor kleine auto’s op de AVUS in Berlijn.

Fadag Modellen