Elmore Manufacturing Company was een Amerikaanse autofabrikant gevestigd in Clyde, Ohio van 1899 tot 1912. Het bedrijf dankt zijn naam aan de nabijgelegen stad Elmore Ohio, waar de eerste productiefaciliteiten waren gevestigd. Het bedrijf is opgericht door de broers James en Burton Becker, die eerst de productie van fietsen opstartten in de houtzagerij van hun vader en vervolgens auto’s bouwden. Elmore rustte zijn voertuigen uit met tweetaktmotoren, de meeste waren een- of tweecilinder lijnmotoren, later ook drie- en viercilinder lijnmotoren.
Het kleinste Model 1903 was de Elmore Convertible Runabout. De tonneau met vier zitplaatsen kostte slechts $ 650, waarmee het een van de meest betaalbare voertuigen op de markt is. De horizontaal gemonteerde eencilindermotor in het midden van de auto produceerde 6,5 pk (4,8 kW) en zijn vermogen werd via een planetaire versnellingsbak met twee snelheden naar de achterwielen gestuurd. De auto woog 476 kg.
De volgende grotere auto was de Elmore Runabout. Het had slechts plaats voor 2 passagiers en kostte US$ 800,00. De verticaal geplaatste tweecilindermotor bevond zich eveneens in het midden van het voertuig en had een vermogen van 8 pk (5,9 kW). Er werd een versnellingsbak met drie versnellingen geïnstalleerd. De auto met een hoekijzeren frame woog 635 kg.
Het topmodel was de Elmore Tonneau. Het had vier zitplaatsen en was beschikbaar voor US $ 1400,00. De voorin geplaatste tweecilindermotor leverde 12 pk (8,8 kW) en was eveneens gekoppeld aan een versnellingsbak met drie versnellingen. Ook deze wagen had een hoekijzeren frame en woog 680 kg.
In 1907 vervaardigde Elmore 400 auto’s, het beste jaarresultaat van het bedrijf. In 1908 trok de driecilinder tweetakt Elmore de aandacht van William C. Durant, oprichter van General Motors. Hij kocht het bedrijf het volgende jaar voor US $ 500.000 en zo werd Elmore een merk van General Motors. Nadat Durant in 1910 General Motors moest verlaten, werd het merk Elmore al snel stopgezet, net als verschillende andere minder efficiënte merken. Dit moest General Motors financiële stabiliteit geven.